Na 1874 mocht de vesting 's-Hertogenbosch ontmanteld worden. Militair-technisch gezien mochten de stadspoorten en stadsmuren gesloopt worden en de grachten gedempt. De poorten verdwenen inderdaad en eveneens de militaire vóórwerken bij deze poorten. De stadsmuren konden niet gesloopt worden, omdat de Bossche binnenstad hoger lag dan het omliggende vlakke land. De stadsgrachten bestonden voor een deel uit stromende rivieren die vanzelfsprekend gehandhaafd dienden te blijven. Slechts de stadsgracht tussen de watertoren en de Pettelaarseweg is gedempt en verdwenen. Bij het 17e eeuwse bastion Sint-Anthonie werd de stadsgracht gedempt en de grond opgehoogd. Slechts voor een klein deel steken de stadsmuren en het bastion hier boven het maaiveld uit; het overgrote deel is thans door zand bedekt. Dit opgehoogde terrein werd door Bosschenaren ’t Stortje genoemd. Of het een officiële vuilnisbelt was die later door zand bedekt werd of een illegale stortplaats? In ieder geval was het de plaats waar omstreeks 1920 een woonwagenkamp werd gerealiseerd. Zuid-WillemsvaartIngevolge de woonwagenwet (1918) werd er een klein kamp aangelegd tussen het voormalige bastion Sint-Anthonie en de Zuid-Willemsvaart. Er waren voorschriften waarin duidelijk de grootte en de inrichting van de wagens in opgenomen waren. De gehele uitvoering van deze wet viel onder het Ministerie van Justitie. Voor het sociale aspect van de bewoners van kampje werd er door de Vincentiusvereniging een aparte afdeling opgericht.De heer Felix was lange tijd verantwoordelijk voor de afdeling ‘Het R.K. Woonwagenkamp’. Waarom werd nu juist dit terrein aangewezen? In de omgeving van de Diepstraat en de Windmolenbergstraat woonden veel ‘reizigers’: Bosschenaren die gedurende de winterdagen hier hun huisvesting hadden en in de warmere maanden het platteland met koopwaar bezochten. En dit kampje lag vlak bij deze buurt. Tot 1934 bleef het kamp hier gevestigd. Vervolgens werd het naar de Vogelwijk, naar Siberië (‘de Siep’), verplaatst en in 1946 naar een andere uiterste grens van de gemeente: naar de Vlijmenseweg. De Vincentiusvereniging was hier ook nog actief, maar langzamerhand kreeg ook de gemeentelijke overheid meer aandacht voor de bewoners zelf en de sociale aspecten van het woonwagenwerk. Het woonwagenkamp moest in 1934 weg, aangezien er plannen bestonden om de wijk Zuid te realiseren. In 1930 was de Limietlaan als een begin daarvan reeds aangelegd. In werkelijkheid is deze nieuwe wijk pas na de Tweede Wereldoorlog, in de vijftiger jaren gebouwd. Zand werd gebruikt om het gehele gebied op te hogen en het vol met grondwater lopende gat werd de Zuiderplas. Via de Jacob van Maerlantstraat en de Van Veldekekade werd het gebied bereikbaar gemaakt vanuit de stad. En in korte tijd werd de gehele buurt Bazeldonk volgebouwd met flats en eengezinswoningen. VoetgangersVoor een betere aan- en afvoer van het toenemende verkeer in de wijk werd de Jacob van Maerlantstraat in de tachtiger jaren gedeeltelijk verlegd: via de Limietlaan en de Van Veldekekade moest er voortaan gereden worden. Slechts fietsers en voetgangers konden nu vanaf de Hekellaan direct naar de Jacob van Maerlantstraat komen. Naast dit voetgangerspad werd – aangezien er een hoogteverschil was waar dankbaar gebruik van gemaakt kon worden – een speciale baan met hindernissen voor skeelers gerealiseerd.Groen gebiedDe voormalige militaire werken liggen thans in een groen gebied: gras en grote bomen vormen als het ware een open stuk, een long, tussen de Bossche binnenstad en de wijk Bazeldonk. |
1999 |
Henny MolhuysenVerdwenen stadsbeelden : Woonwagenkamp op de gedempte stadsgrachtBrabants Dagblad dinsdag 12 januari 1999 |